Voor Het Kontakt Harderwijk schrijf ik een tweewekelijkse column. Deze column verscheen op 13-02-2019.
Toen ik bij het tankstation kwam aangereden, moest ik met een boog om een hoopje afval heen om bij de pomp te kunnen parkeren. Terwijl ik uitstapte kwam een medewerker van het tankstation met stoffer en blik aangesneld om de rommel op te ruimen. ‘Is die afvalbak omgevallen?’ vroeg ik, en knikte naar het ding waar het afval eigenlijk in had gemoeten. Het hoopje rotzooi had zich hemelsbreed op nog geen meter afstand van de opening van de afvalemmer gevormd, dus kwade opzet leek me uitgesloten. Ze schudde haar hoofd. ‘Nee hoor,’ zei ze, ‘dit flikkeren ze allemaal gewoon uit hun raampje.’ ‘Serieus?’ vroeg ik ongelovig. Op de hoop ontwaarde ik lege in mekaar gedrukte frisdrankblikjes – om ruimte in de afvalbak te besparen is het handig om die dingen zo veel mogelijk in elkaar te drukken; blijkbaar hadden ze stap 1 wel onthouden, maar stap 2, het daadwerkelijk in de prullenbak gooien, per ongeluk overgeslagen. Of het waren gewoon niet zulke goeie gooiers, dat kan ook.
In theorie wás het ook een prachtig idee: een trechtervormig net opstellen langs het fietspad, om zodoende langs trappende fietsers te verleiden lege blikjes daarin te gooien. De praktijk: de meeste fietsers beschikten over dermate weinig werptalent dat slechts een enkel blikje het net haalde; de rest lag ernaast in de bosschages.
Ik moest denken aan die dingen die langs de kant van de weg stonden toen ik nog naar school fietste: de Blikvanger. Dat was vooral een mooi woordspelerig bedenksel van een ambtenaar achter het bureau van de afdeling Goede Bedoelingen. In theorie wás het ook een prachtig idee: een trechtervormig net opstellen langs het fietspad, om zodoende langs trappende fietsers te verleiden lege blikjes daarin te gooien. De praktijk: de meeste fietsers beschikten over dermate weinig werptalent dat slechts een enkel blikje het net haalde; de rest lag ernaast in de bosschages.
‘Het is nog wel eens veel erger hoor,’ deed de tankstationmevrouw me uit mijn gemijmer opschrikken. ‘Dan zie je ze hier uit de shop komen met hun armen vol spullen, dat halen ze dan in de auto uit de verpakking en dan gaat -zoef- het raampje open, en gooien ze de hele handel zo naar buiten. Dat haalden wij vroeger niet in ons hoofd hoor, maar tegenwoordig voeden ze anders op hè,’ verzuchtte ze.
Ik vroeg me af of het daaraan lag. Het was immers juist de jongste generatie die deze week op het Malieveld een dringende oproep deed aan de heren en dames politici eens voort te maken met de plannen voor een beter milieu. Die hebben ondertussen trouwens niet stilgezeten. Er is een ambitieus plan om in ieder geval de Noord-Veluwe te redden. De oplossing bestaat helaas wel uit natuurschoonverpestende windmolens, 120 in totaal, en ook Harderwijk moet eraan geloven. Wat je noemt Blikvangers, maar dan in de figuurlijke zin van het woord. Maar ik heb een idee: als we ze nu zodanig afstellen dat ze al het plastic afval naar één punt blazen, laten we zeggen de Stille Wei, en we geven het Harderwijker college wekelijks opruimcorvee, dan maak ik geen punt van die windmolens. Plus: heb je het zwerfafvalprobleem ook meteen opgelost. In theorie dan. Nog even kijken of dit in de praktijk ook werkt.